SCHIPPERSVROUWEN, VERHALEN BOVEN WATER

SCHIPPERSVROUWEN, VERHALEN BOVEN WATER

Wow, er gaat een wereld voor je open door de verhalen die Sippie Tigchelaar en Alice Booij opgetekend hebben bij schippersvrouwen. Tijdens een lezing in het Fries Scheepvaart Museum vertelden ze dat het boek ‘Schippersvrouwen, verhalen boven water’ een ode is aan de schippersvrouwen van toen, die zowel het schip als hun gezin op koers hielden.

Die verhalen vertellen over het gewone, maar ook bijzondere leven van een vrouw aan boord en zijn opgehangen aan verschillende thema’s, zoals verkering, kinderen, wassen en school.

Verkering kregen de vrouwen via een dansje, tijdens het fietsen of een bioscoopbezoek. Deze verkeringstijd werd angstvallig in de gaten gehouden door hun moeder. “Straks kom je nog met het jak thuis”, was een waarschuwing van thuis. Geen idee, dat moeder daarmee waarschuwde niet in verwachting te raken.

Kinderen krijgen aan boord was behelpen. Er is weinig ruimte en weinig privacy. Een kind dat in de winter geboren werd, werd onder het ijs geboren. Een vrouw die tijdens de koude winter van 1942 beviel, kon binnen het gelach horen van de schaatsers op het ijs. Tijdens de bevalling gaf ze geen kik, niemand buiten mocht haar horen. De dokter lag er op de knieën voor.  

Schippers probeerden op tijd aan de wal te zijn, zodat ze de hulp van een dokter konden inroepen. Toen dat een keer niet lukte, klopte de vrouw op hard op het dek. Haar man was net op tijd om het kind op te vangen. Vrouw Visser, de moeder van Douwe had zich verrekend. Ze lagen aan wal, wachtend tot Douwe zich zou aankondigen. Pas na 5 weken kwam Douwe tevoorschijn. Het was een dure Douwe, want in de tussentijd konden ze niet varen.

Grootste zorg van schippersvrouwen was dat kinderen in het water zouden vallen. Niemand uit het gezin kon zwemmen. Daarom moesten de kinderen in de roef blijven of werden ze vastgebonden aan de luiken. De meeste schipperskinderen hadden weinig speelgoed. Daarvoor was geen ruimte en geen geld. Dus werden kinderen creatief en maakten een pop, waarvan het hoofd gemaakt was van een aardappel. Of ze maakten blokjes die ze onder de voeten bonden en waarmee ze rond de tafel ‘schaatsten’. 

Wassen aan boord van een schip was een heel gedoe. Daarvoor moesten de vrouwen op een petroleumstel water aan de kook moeten brengen. Dat betekende: goed plannen: wanneer kan ik dat doen? Vieze luiers spoelden ze eerst in de sloot, om ze daarna met de hand uit te wringen. Soms konden ze de was drogen aan een lijn aan boord, soms kon dat alleen aan de wal. 

Pas sinds 1969 gold een volledige leerplicht voor schipperskinderen. Als ze meer dan 2 dagen in dezelfde plaats verbleven, waren ze verplicht naar school te gaan. Ze hadden een map met huiswerk en boekjes en die moesten ze in elke plaats laten optekenen. Een schippersbestaan betekende steeds andere onderwijzers en andere kinderen. Dat was geen pretje, want vaak werd er op hun neer gekeken. “Dit is geen school voor schipperskinderen” kreeg een van de vrouwen van een vinnige schooljuffrouw te horen.

Een van de in het Fries Scheepvaart Museum aanwezige schippersvrouwen vertelde hoe ze naar een kosthuis in Leeuwarden ging. Daar werden maar liefst 12 kinderen opgevangen, een waar verdienmodel! Leuk vond ze het niet in dat kosthuis. Op de vrije woensdagmiddag moest ze op straat blijven en mocht ze zelfs niet naar binnen komen om naar de wc te gaan. Toen ze later naar het schippersinternaat ging, vond ze het fijner. Daar zat ze met andere kinderen ‘in hetzelfde schuitje’. Later toen ze zelf kinderen kreeg, gingen ook die naar het internaat. Je had geen andere keuze, maar het was een drama met hoofdletters.

Het boek dat heel toepasselijk op Internationale Vrouwendag 8 maart gepresenteerd werd, heeft inmiddels een tweede druk. 

Niets gevonden.

Meer nieuws